Breng mij naar het informatiepaneel!
Op vrijdag 16 februari 1945 werden er 1042 bommenwerpers met een escorte van 197 jagers naar Duitsland gestuurd. Zij hadden de opdracht om benzolfabrieken, olieraffinaderijen en rangeerterreinen aan te vallen. Het weer viel tegen, echter werd er besloten dat de missie toch gevlogen kon worden. Onderweg ervaarde de formatie Flak die, niet in hoeveelheid, maar wel in accuratesse zwaar tegenstand bood. Er werden daarentegen geen vijandelijke toestellen waargenomen. De formatie loste de bommenlast op een hoogte van 23,500 voet, een ruime 7000 meter.
Eén van deze bommenwerpers, B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’, van 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group, loste zijn bommenlast boven het rangeerterrein van Osnabrück. Toen het toestel weer terugdraaide om terug naar huis te gaan rapporteerde de bemanning zeer nauwkeurige Flak.
B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’
Om 14:54 uur werd de bemanning van B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’ opgeschroken na een luide knal. Het toestel werd geraakt door Flak die de romp beschadigde: er waren drie grote gaten in de romp aanwezig. De ontploffing was zo zwaar dat de draden van de driftmeter doorgesneden raakten.
Voor meer informatie over de bemanning van B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’, klik op onderstaande uitvouwbare balk.
Second Lieutenant John Dennis 'Moon' Mullican
John Dennis 'Moon' Mullican werd geboren op 21 augustus 1922 te McMinnville, Tennessee, als jongste kind van William Alexander Mullican en Clara Fatima Womack. Moon had één oudere zus, Inez Elizabeth Mullican (1918), en twee oudere broers, Grady Ross Mullican (1909) en Nolen Denton Mullican (1912).
Op 30 juni 1942 meldde Moon zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot piloot. Na het behalen van zijn officiers-rang kreeg hij uiteindelijk identificatienummer 'O-327912'.
Moon tijdens zijn opleiding tot piloot
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Moon toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Moon met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Moon wist hij tijdig het toestel te verlaten. Moon werd al snel gevangengenomen en uiteindelijk afgevoerd naar Dulag Luft 12 waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Moon terug naar Amerika waar hij op 23 november 1946 trouwde met Ida Bernita Higginbotham. Samen kregen zij twee kinderen.
In McMinnville, Tennessee richtte Moon zijn eigen bedrijfje op: JD Mullican Construction Co. Hier was Moon, samen met twee anderen, in 1980 betrokken bij een rechtszaak, waarin hij veroordeeld werd voor drie maanden cel en een boete van $10.000 voor het 'omkopen of samenzweren tot het omkopen van stadsambtenaren' en 'het gebruik van faciliteiten in de interstatelijke handel om te helpen bij omkoping'. Daarnaast werd Moon ook veroordeelt voor een proeftijd van 18 maanden na zijn gevangenisstraf omdat hij over deze zaak gelogen had tegen een vorige jury.
Krantenknipsel over de rechtszaak
Moon was de diaken en zondagsschool docent van de McMinnville First Baptist Church.
Moon kwam op 22 juni 2007 te overlijden in McMinnville, waar hij ook begraven is.
Second Lieutenant Jay Samuel Young
Jay Samuel Young werd geboren op 29 juli 1923 in Pen Argyl, Pennsylvania, als zoon van Audrey Jay Young en Dorothy Keat. Jay was het oudste kind van het gezin, met jonger broertje Vernon Young (1929) en zusje Mary Jane Young (1936).
Jay volgde zijn onderwijs aan de Pen Argyl High School, waar hij in 1941 zijn diploma haalde. Hier was hij co-captain in het football team van zijn jaar, president van de Hi-Y Society en winnaar van de Rensselaer prijs voor wiskunde en wetenschap. Tevens was hij een actieve scout.
Hierna ging Jay werken bij Ingersoll-Rand Co. in Phillipsburg.
In 1941 meldde Jay zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot piloot. Na het behalen van zijn officiers-rang kreeg hij uiteindelijk identificatienummer 'O-2065747'.
op 7 juli 1944 trouwde Jay met zijn verloofde Irene Adele Kellow (1923-2007).
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Jay toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Jay met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Jay wist hij tijdig het toestel te verlaten. Jay werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar het ziekenhuis in Emmen waar hij bleef tot de bevrijding van Emmen op 11 april 1945.
Na de bevrijding keerde Jay terug naar Amerika. Hier ging hij werken als docent. Eerst in Freehold, New Jersey, en vervolgens voor de Bangor Area School District. Hier werkte hij 32 jaar als leraar industriële kunsten tot hij in 1985 met pensioen ging.
Op 28 augustus 2004 kwam Jay te overlijden in Pen Argyl, Pennsylvania. Hij liet zijn vrouw en vier kinderen na.
Flying Officer William John Caselton
William John Caselton werd geboren op 7 augustus 1923 in New Jersey als enig kind van Gartner William Caselton en Catherine E. Flynn.
William volgde onder anderen zijn onderwijs aan Columbria College en werkte tijdens de zomervakanties bij het census bureau.
In 1942 meldde William zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot navigator. Na het behalen van zijn officiers-rang kreeg hij uiteindelijk identificatienummer 'T-132852'
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd William toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog William met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van William wist hij tijdig het toestel te verlaten. William landde vlakbij de crashplaats en werd gevonden door A. Lampe, de plaatselijke commandant van de Marechaussee in Nieuw-Weerdinge. William bleef een nacht bij hem thuis. De volgende dag bracht Lampe William, samen met zijn collega Homburg, naar leraar Raap in Nieuw-Weerdinge. Op dit adres bleef hij vijf dagen ondergedoken.
Toen het op dit adres onveilig werd, werd hij verplaatst naar Ter Apel waar hij ondergedoken zat in het huis van een leraar van de HBS, Roorda. In de nacht van 17 op 18 maart viel de Duitse Sicherheits Dienst (SD), geassisteerd door Landwachter Jan Alssema, het huis binnen en arresteerde William, Roorda en zijn zoon Koos. Eerst werden ze, samen met enkele andere mannen uit Ter Apel, naar de kazerne van de Marechaussee in Stadskanaal gebracht. William werd - via Stadskanaal en Groningen - naar een krijgsgevangenenkamp bij Lubeck gestuurd, waar hij op 7 april 1945 door de Russen werd bevrijd.
Roorda werd naar het beruchte Scholtenhuis gebracht, het lokale hoofdkwartier van de SD in het centrum van de stad Groningen en werd uiteindelijk naar het Huis van Bewaring gebracht, ook in Groningen, waar hij half april 1945 door geallieerde troepen werd bevrijd. Zijn zoon Koos kwam terecht in het Huis van Bewaring in Hoogezand waar hij op 13 april 1945 werd bevrijd door Canadese troepen.
Na de bevrijding keerde Jay terug naar Amerika. Hier trouwde hij in 1953 met Lillian Perrone. Samen kregen zij twee kinderen.
William kwam op 1 juli 1970 te overlijden in Chester, New Jersey.
Sergeant Mervyn 'Merv' Levin
Mervyn 'Merv' Levin werd geboren op 4 september 1922 als zoon van Nathan Levin en Lena Snyder in Philadelphia, Pennsylvania.
Op 22 december 1941 meldde Merv zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot radiotelegrafist. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '13045340'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Merv toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Merv met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Merv wist hij tijdig het toestel te verlaten. Merv werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Merv terug naar Amerika. Hier trouwde hij in 1947 met Doris Harriet Weinberg. Samen kregen zij vier kinderen.
Merv kwam te overlijden op 26 september 2014 in Nevada. Hij werd begraven op Fort Snelling National Cemetery in Minnesota.
Sergeant Walter Murphy Sies
Walter Murphy Sies werd geboren op 10 november 1911 te Kalamazoo, Michigan als zoon van George Walter en Fannie Sies.
Op 16 oktober 1940 werd Walter gekeurd, en op 22 maart 1943 meldde Walter zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot boordwerktuigkundige. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '36457521'.
Walter was toen al getrouwd met Thelma May Sies.
Op 16 april 1944 werd Walter gedoopt in de WAAF kapel.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Walter toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Walter met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Een code die Walter en zijn vrouw Thelma gebruikte; afhankelijk van de aanhef van zijn brieven aan haar wist Thelma waar Walter was. Dit was geheime informatie die Walter niet mocht delen, maar op deze creatieve manier toch wist te doen
Tijdens de laatste missie van Walter wist hij tijdig het toestel te verlaten. Echter opende zijn parachute niet naar behoren, waardoor Walter om het leven kwam toen hij op de grond viel.
Een foto van Walter die door de Duitse instanties werd gevonden op zijn lichaam
Staff Sergeant Francis William Connor Jr.
Francis William Connor Jr. werd geboren op 9 mei 1924 te Haverhill, Massachusetts als zoon van Francis William Connor Sr. en Helen Elizabeth Hussey.
Francis werkte bij Engel-Lewis Counter Co. voor hij zich in 1942 aanmeldde voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot radaroperateur. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '31299537'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Francis toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Francis met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Francis wist hij tijdig het toestel te verlaten. Francis werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Francis terug naar Amerika. Hier woonde hij in de jaren '50 bij zijn tante Mary Hussey en haar kinderen Katherine, Helen en James.
In 1948 trouwde Francis met Dorothy Julie Hillner. In 1974 trouwde Francis met Joyce Connor. Francis had drie kinderen.
Francis werkte als postbeambte en in zijn vrije tijd was hij vaak op de golfbaan te vinden.
Francis kwam op 5 juni 2002 te overlijden in Barefoot Bay, Florida.
Sergeant William Howard 'Bill' Willis
William Howard 'Bill' Willis werd geboren op 29 maart 1925 te Clayton, Delaware als zoon van Joseph Hancock Willis Sr. en Lide Elizabeth Deats. Bill had vier andere broers en zussen: Elizabeth Helen Willis (1912), Margaret A. Willis (1914), Joseph Hancock Willis Jr. (1922) en Sarah Kathryn Willis (1927).
Bill volgde zijn onderwijs aan Dover High School en meteen toen hij achttien was meldde hij zich, op 3 april 1943, aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot boorschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '32956496'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Bill toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Bill met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Bill wist hij tijdig het toestel te verlaten. William werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Bill terug naar Amerika. Hier trouwde hij in 1946 met Betty Marie Wessel. Bill werkte als hij werkte als penningmeester van de stad Dover en als wethouder van de burgemeester en de gemeenteraad.
Na zijn pensionering was Bill vele jaren voorzitter van de verkiezingscommissie van de stad Dover en lid van de Zoning Board of Adjustments. Hij was lange tijd lid van de Maple Dale Country Club waar hij graag golf speelde. Bill genoot ook van skiën in de hele Verenigde Staten. Als piloot vloog hij graag met zijn eigen vliegtuig en de Bonanza van een vriend, eilandhoppen van de Caribische keten naar het zuiden tot Grand Turk. Bill stond ook bekend om zijn zangstem en nam deel aan vele lokale shows als solist en als leadzanger in een barbershop kwartet dat bekend stond als de Dover Delaires.
Bill kwam te overlijden op 26 november 2021 in Dover, Delaware.
Sergeant Carl Richard Pratt
Carl Richard Pratt werd geboren op 13 september 1925 als zoon van Thomas Fletcher Pratt en Mary Katheryn Katie Rissell te Coatesville, Pennsylvania. Carl had in totaal veertien broers en zussen.
Het huis waar het gezin van zeventien woonde
Carl volgde zijn onderwijs aan Scott High School en meteen toen hij achttien was meldde hij zich, op 13 september 1943, aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd op 18 december 1943 toegelaten en begon aan zijn opleiding tot boorschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '32956496'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Carl toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Carl met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Carl wist hij tijdig het toestel te verlaten. Carl werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Carl terug naar Amerika. Hier kreeg hij in 1946 zijn diploma met terugwerkende kracht in ontvangst. In 1950 trouwde Carl met Helen Marie Wilson. Samen kregen zij drie kinderen.
Carl kwam op 11 maart 2022 te overlijden in Coatesville, Pennsylvania.
Sergeant Matt James Brletich
Matt James Brletich werd geboren op 5 april 1923 te Keewatin, Minnesota, als zoon van Ivan Brletich en Mary Ostercevich. Matt had één oudere broer, Frank John Brletich (1921), een jonger broertje, John Vincent Brletich, en een jonger zusje, Rose Marie Brletich (1924).
Op 30 juni 1942 meldde Matt zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot boordschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '37570442'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Matt toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Matt met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Matt wist hij tijdig het toestel te verlaten. Matt werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Matt terug naar Amerika.
In november 1951 was Matt betrokken bij een ongeluk. De auto waarin hij reedt knalde achterop een vrachtwagen. De bijrijder van Matt, Charles J. Hecomovich, kwam hierbij om het leven. Matt zelf raakte gewond.
Matt kwam op 8 oktober 1984 te overlijden in Hibbing, Minnesota.
Sergeant Leonard Edward 'Lum' Tomaski
Leonard Edward 'Lum' Tomaski werd geboren op 26 augustus 1920 te Momence, Illinois, als zoon van Edward George Tomaski en Mary M. Rutkowski. Lum was de oudste van drie kinderen. Hij had een broertje, Andrew Michael Tomaski (1923) en een zusje, Esther Tomaski (1929).
Na zijn opleiding ging Lum werken bij Fife Fabrics Inc. in Momence.
Op 16 februari 1942 meldde Lum zich aan voor bij de Amerikaanse luchtmacht. Hij werd toegelaten en begon aan zijn opleiding tot boordschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '36627461'.
Na zijn opleiding voltooid te hebben werd Lum toebedeeld aan 790th Bomb Squadron, 467th Bomb Group dat gestationeerd was op RAF Rackheath in Engeland. Vanaf hier vloog Lum met zijn bemanning meerdere missies tegen Duitsland.
Tijdens de laatste missie van Lum wist hij tijdig het toestel te verlaten. Lum werd al snel gevangengenomen en afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp waar hij de rest van de oorlog uitzat.
Na de bevrijding keerde Lum terug naar Amerika. Hier trouwde hij op 13 oktober 1945 met Helen Mabel Frank. Samen kregen zij drie kinderen.
Lum was klusjes- en bedradingsman. Ook was hij lid van de Disabled American Veterans, levenslang lid van de Military Order of the Purple Heart, levenslang lid van de ex-Prisoners of War en de Second Air Division van de Eighth Air Force. Hij was ook lid van de International Brotherhood of Electrical Workers Local en was trustee en penningmeester van het Momence Fire Protection District van 1980 tot 2008.
Lum kwam te overlijden op 10 augustus 2009.
Er ontstond brand en één van de bemanningsleden, boordwerktuigkundige Walter M. Sies, raakte gewond aan zijn hoofd. Piloot John D. Mullican gaf niet veel later het bevel het vliegtuig te verlaten. Eén van de andere bemanningsleden, radaroperateur Francis W. Connor Jr., verklaarde later: “Sergeant Walter M. Sies was gewond aan zijn hoofd door Flak. Hij vroeg mij met hem te springen. Toen hij het vliegtuig verliet, zag ik zijn parachute uit de verpakking komen, maar ik zag deze niet opengaan. Ik verloor hem uit het oog toen hij door een laag wolken verdween. De Duitse soldaten die ons gevangen namen zeiden dat ze het lichaam van een bemanningslid gevonden hadden.”
De bemanning van B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’ tijdens hun opleiding te Chatham Field, Georgia in 1944
Staand v.l.n.r.: William H. Willis, Carl R. Pratt, Walter M. Sies, Matt J. Brletich, Mervyn Levin, Leonard E. Tomaski. Knielend v.l.n.r.: Boneau (ging niet mee naar Engeland) William J. Caselton, John D. Mullican, Jay S. Young
De parachute van Walter M. Sies ging niet open. Hij kwam neer nabij de Roswinkelerstraat op een perceelland van de familie Smit dat toen gebruikt werd door de familie Heinen. Walter M. Sies was op slag dood. Het lichaam van Walter M. Sies werd door de heer Pagters met een kar naar de begraafplaats in Roswinkel gebracht, waar hij ‘s nachts in het lijkenhuisje bleef. De volgende dag werd hij naar Nieuw-Dordrecht gebracht waar hij begraven werd.
De rest van de bemanning kwam bij Roswinkel neer. B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’ vloog nog een stuk door en crashte uiteindelijk tussen Valthe en Nieuw-Weerdinge. In Roswinkel zagen velen de bemanning neerkomen. Op één na werden de andere bemanningsleden gevangen genomen en krijgsgevangen gemaakt. Co-piloot Jay S. Young, die gewond en bewusteloos was, werd naar het ziekenhuis in Emmen gebracht waar hij bleef tot de bevrijding van Emmen op 11 april 1945.
Navigator William J. Caselton wist ongeveer een maand onder te duiken voor ook hij gevangen werd genomen. Een gedetailleerder verslag valt te lezen in bovenstaande biografie van Flying Officer William John Caselton.
In maart 1945 werd er aan een drietal boeren (Han Snoeijing uit Valthe, Hendrik Hermelink uit Klijndijk en Jans Snoeijing uit Valthe) respectievelijk ƒ36.-, ƒ50.- en ƒ47.50 uitgekeerd voor de schade aan hun rogge, aangericht door het neerstorten van B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’.
Laten we de herinnering levendig houden aan wat Second Lieutenant John Dennis ‘Moon’ Mullican, Second Lieutenant Jay Samuel Young, Flying Officer William John Caselton, Sergeant Mervyn ‘Merv’ Levin, Sergeant Walter Murphy Sies, Staff Sergeant Francis William Connor Jr., Sergeant William Howard ‘Bill’ Willis, Sergeant Carl Richard Pratt, Sergeant Matt James Brletich en Sergeant Leonard Edward ‘Lum’ Tomaski voor onze vrijheid deden.
John D. Mullican
Piloot
POW
Jay S. Young
Co-piloot
POW
William J. Caselton
Navigator
POW
Mervyn Levin
Radiotelegrafist
POW
Walter M. Sies
Boordwerktuigkundige
KIA
Francis W. Connor Jr.
Radaroperateur
POW
William H. Willis
Neusschutter
POW
Carl R. Pratt
Rechter zijschutter
POW
Matt J. Brletich
Linker zijschutter
POW
Leonard E. Tomaski
Staartschutter
POW
Walter Murphy Sies, die als enige bemanningslid van B-24H 42-95080 ‘Super Wolf’ sneuvelde, werd tijdelijk begraven op de Algemene Begraafplaats te Nieuw-Dordrecht. Na de oorlog werd hij gerepatrieerd naar het Militaire Ereveld Margraten in Limburg.
Rust in vrede.
Het graf van Walter M. Sies
Heeft u meer informatie over deze crash? Lever het aan!
Het plaatsen van het Lost Wings informatiepaneel is in samenwerking mogelijk gemaakt door de Historische Vereniging Carspel Oderen.
Mark
Beheer
Randolph Mann