Breng mij naar het informatiepaneel!
Op de laatste vrijdag van de maand, 26 november 1943, werd kort na zonsondergang een grote aanval gestart. 443 Lancasters stegen samen met zeven Mosquito’s op om Berlijn te bombarderen. Tegelijkertijd stegen 178 andere toestellen op voor een afleidingsaanval op Stuttgart. Beide bommenwerperstromen vlogen als één formatie Het Kanaal over richting de monding van de Somme. Hier splitste de formatie zich op: de toestellen die naar Stuttgart gingen, vlogen in zuidelijke richting verder, en de andere formatie vloog in noordoostelijke richting verder naar Berlijn. Zij bombardeerden Berlijn tussen 21:10 en 21:34 uur, om vervolgens te beginnen aan de terugtocht over Zuidoost-Drenthe.
Van RAF 166 Squadron werden er 21 Lancasters meegestuurd, waarvan achttien erin slaagden hun bommenlast boven Berlijn te droppen. Eén van deze Lancasters betrof Lancaster DV247 AS-F, welke om 16:45 uur was opgestegen vanaf vliegbasis RAF Kirmington. Het toestel bevond zich in de eerste golf.
De geplande route voor zowel de aanval op Berlijn als de afleidingsaanval op Stuttgart
Voor meer informatie over de bemanning van Lancaster DV247 AS-F, klik op onderstaande uitvouwbare balk.
Warrant Officer John Edwin ‘Jack’ Thomas (DFC)
John Edwin ‘Jack’ Thomas werd geboren op 13 november 1920 in Tenby, Wales. Hij was de zoon van Mr. en Mrs. Charles Thomas. Jack volgde zijn onderwijs aan de Country Primary School, en vervolgens de Tenby Green Hill County School. Daar volgde Jack zijn onderwijs tot hij vertrok naar Merseyside, waar hij ging werken voor Lever Brothers (zeepmaker). Hier begon Jack in de afdeling 'Home Sales', waar hij werkte tot hij opgeroepen werd om zich te melden bij het Britse leger.
Wonende in Bebington maakte Jack veel Duitse bombardementen op Liverpool mee, wat aan de andere kant van de rivier Mersey lag. Hij herinnerde zich een dag dat hij buiten op de bus stond te wachten. Het was, zoals het Engeland betaamd, regenachtig weer waardoor Jack een paraplu vast had. Op dat moment ging het luchtalarm, en al snel volgde de Duitse bommenwerpers, die Liverpool als doel hadden. Achteraf vond John dit nogal ironisch "buiten met een paraplu, alsof die mij tegen iets anders dan de regen zou beschermen...".
Terwijl al zijn vrienden zich aanmeldden voor de Marine en het Leger, besloot Jack zich aan te melden voor de Luchtmacht. Jack wist de intake gesprekken te doorlopen, en werd op 17 mei 1941 opgeroepen te Stratford Upon Avon. Hier werd Jack ondergebracht in het Shakespeare Hotel. Jack genoot van het leven in Stratford Upon Avon, omdat het leek alsof er hier geen oorlog was. Hij bracht verscheidene bezoeken aan het Shakespeare Theater waar hij Shakespeares werk bewonderen, dit beviel hem beter dan de toneelstukken lezen zoals hij op school moest doen.
Deze tijd kwam echter ten einde met de verplaatsing naar Londen voor de Initial Training Wing (ITW). Tijdens hun verblijf in Londen, werd het voedsel geserveerd in de dierentuin, waarna een korte wandeling door de dierentuin volgde. Ook hadden de rekruten veel vrije tijd. Hier verbleef Jack zo'n drie maanden, waarna hij verplaatst werd naar Cambridge. Tijdens het marsen in Cambridge liep de groep via King's College naar de onderkomens. Dit deed Jack denken aan zijn tijd in Stratford Upon Avon.
Na zijn opleiding in Cambridge succesvol te hebben afgerond kwam in juni 1941 de eerste detachering op een vliegveld. Dit betrof 25 Elementary Flying Training Schools (EFTS) in Peterborough. Hier stapte Jack voor het eerst in het vliegtuig, om klaargestoomd te worden tot piloot. Zijn training vond plaats met een Tiger Moth vliegtuig, waarmee hij bijna elke dag vloog. Na zo'n 13 vlieguren begon Jack aan zijn eerste solovlucht.
Voor zijn vervolgopleiding werd Jack naar Canada gestuurd. Met de Poolse oceaanlijner MS Batory voer hij de Atlantische Oceaan over.
MS Batory ten tijde van de Tweede Wereldoorlog
Eenmaal aangekomen in Canada stapte Jack en nog vele andere vliegers in opleiding op de trein richting Medicine Hat. Hier werd gevlogen met de tweemotorige Airspeed Oxford. Eenmaal, tijdens een trainingsvlucht, was Jack genoodzaakt een crashlanding te maken. Jack en een tweede bemanningslid wisten het er zonder kleerscheuren vanaf te brengen.
Uiteindelijk weet Jack alle opleidingen succesvol af te maken, waarna hij zijn vleugels kreeg uitgereikt. Jack weet nog dat het ontzettend heet was, met de brandende zon. Vlak na het ontvangen van zijn vleugels viel Jack door de samenloop van emoties en de warmte flauw.
John krijgt zijn vleugels uitgereikt in Canada
Eenmaal terug in Engeland werd Jack gedetacheerd bij No.81 Operational Training Squadron (OTU), dat gestationeerd was te RAF Sleap. RAF Sleap was pas net klaar, en de groep van Jack was daardoor de eerste die gebruik maakte van dit nieuwe vliegveld. Vanaf RAF Sleap vloog John met de Armstrong Whitworth Whitley.
Op RAF Sleap werd de groep van zo'n 100 man in een hangar samengebracht. Hier moesten ze zelf hun toekomstige bemanning samenstellen. Jack kwam hier in contact met zijn navigator William George 'Bill' Bell, bommenrichter Douglas James 'Jim' Edwards, radiotelegrafist Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies en boordschutter Wilfred 'Bill' O'Malley.
Na de tijd op RAF Sleap werd de bemanning van John overgeplaatst naar RAF Lindholme. Hier waren ze gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU) en werd er gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Uiteindelijk werd de bemanning van Jack opgeleid tot Lancaster bemanning, maar hiervoor waren nog twee extra bemanningsleden nodig. Dit zouden boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw en boordschutter Arthur Victor 'Vic' Collins worden. Hierna volgde de detachering bij een operationeel Squadron.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds. In de nacht van 7 op 8 augustus 1943 vloog Jack als co-piloot mee met de bemanning van Warrant Officer R.B. Cant. Zij vlogen in Lancaster JA868 voor een missie naar Turijn.
Hierna begonnen de missies met Jack's eigen bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook Jack en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Wilfred 'Bill' O'Malley in de staartkoepel en Arthur Victor 'Vic' Collins in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Wilfred O'Malley een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor de rugkoepelschutter gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Tijdens de laatste missie van Jack wist hij tijdig het toestel te verlaten. Jack landde net aan de Nederlandse kant van de grens en klopte daar aan bij een stacaravan. De heer des huizes heette Tom Wilschut. Tom bracht Jack voor de nacht onder in de hooischuur van een boer. De volgende morgen werd Jack gewekt door het geluid van een naderende paarden. Al snel had hij door dat de paarden gevolgd werden door twee mannen die het hooi kwamen ophalen. Met het risico door de hooivorken gestoken te worden stond Jack op en identificeerde zich. Al snel kwam Tom de schuur binnen en begon met de boeren te praten. Na een lang gesprek haalt hij twee fietsen en vertrok hij samen met Jack.
Tom's vrouw en dochter Marijke bij hun stacaravan
Na even gefietst te hebben arriveren zij bij een kanaal. Hier werd Jack geïnstrueerd zich in een schuit te verstoppen. Na ook hier een dag ondergedoken te hebben vertrekken de twee mannen wederom per fiets. Ditmaal naar het centrum van Coevorden. Eenmaal hier wees Tom het ziekenhuis aan Jack en zei dat hij zich hier over moest geven. "Je bent dan misschien een gevangene, maar je bent tenminste in leven. Zelfs na jaren ben je in leven. Daarentegen als je hier blijft worden wij allen doodgeschoten." Zei Tom.
Jack liep naar binnen en werd opgevangen door de zusters. Niet veel later kwam er een politieagent die bij hem op het bed ging zitten. Omdat deze politieagent geen Engels sprak, haalde hij zijn handwapen tevoorschijn en begon deze uit elkaar te halen, als blijk van vertrouwen. Niet veel later arriveerden ook een paar Duitse soldaten. Zij namen hem mee naar het ziekenhuis te Leeuwarden. Hier lag Jack samen met vier anderen op een kamer, waaronder een Nieuw-Zeelander. Jack kreeg hier een brief overhandigd waar hij een boodschap op kon schrijven voor zijn ouders. Deze brief arriveerde bij zijn familie vlak na het bericht dat Jack vermist was. Een tijdje later werd hij vervoerd naar een krijgsgevangenenkamp, Dulag Luft, in Frankfurt en vervolgens Stalag Luft 6 Heydekrug.
In het krijgsgevangenenkamp kwam Jack voor het eerst in aanraking met spechten en ooievaars. Daarnaast zag hij nog iets vliegends, wat hij toentertijd niet kon benoemen. Later bleken dit V2 onbemande geleide ballistische raketten te zijn; de vruchten van het Duitse onderzoek in Peenemünde, waar hij in de nacht van 17 op 18 augustus met zijn bemanning heen was gevlogen.
Uiteindelijk werden Jack en zijn medegevangenen vervoerd naar een kamp nabij Thorn, Polen. Het landschap hier deed hem herinneren aan zijn tijd in Canada. Doordat de Russische troepen steeds dichterbij kwamen, werd het kamp ontruimd en begon de mars naar het westen. Uiteindelijk kwam Jack in Bad Fallingbostel terecht. Hier verbleef hij een aantal maanden waarna het kamp weer ontruimd werd. Ditmaal door de naderende geallieerde troepen die na D-Day steeds verder Duitsland introkken. De groep trok ditmaal richting Lübeck, tijdens een 'plaspauze' in een bos besloten Jack en drie anderen te vluchten. Ze begonnen te rennen, zover ze konden het bos in om weg te komen van de Duitse honden. Het groepje hoopte de geallieerde linies te bereiken. Tijdens de overnachtingen in het bos dekte zij zich af met takken van de bomen.
Eenmaal kwam het groepje in aanraking met een groep jeugdige Duitse soldaten. Eén hiervan had een 'bazooka' in zijn handen, aldus Jack. De groep van twintig soldaten liep voorbij terwijl Jack en zijn kameraden in een greppel gedoken waren. In mei 1945 werden Jack en zijn kameraden opgepikt door troepen van 117th Royal Northumberland Fusiliers.
Jack meldde zich uiteindelijk in Brussel, vanwaar hij terug werd gevlogen naar Engeland. Hiervandaan ging hij meteen richting Tenby, waar hij een aantal dagen voor VE-Day aankwam.
Meer over Jack's ervaringen kan hier worden gelezen.
Na terugkeerde wilde Jack maar al te graag niet herinnerd worden aan zijn ervaringen. Hij ging voor langere tijd op bezoek bij zijn oom en tante in Gloucester. Achteraf zou hij dit zijn 'therapie' noemen.
Wat Jack altijd intrigeerde over de samenloop van omstandigheden omschreef hij als volgt: "ik werd neergeschoten op 26 november, mijn verjaardag was op 13 november, en dit was 13 dagen na mijn verjaardag. Ik weet zeker dat de tijd dat wij neergeschoten werden 23:25 uur was. Ik zat bij 166 Squadron, 1+6+6= 13. Toen ik thuis kwam, zag ik tante Freda. Het moment dat ik haar zag vroeg ze mij rond welke tijd ik neergeschoten was. Ik zei, ik kan je dat precies vertellen: 23:25 uur. Ze vroeg haar man, oom Idris, naar boven te gaan, waarop hij weer naar beneden kwam met een horloge. Daar was het: 11:25! Ik zal je wat vertellen, zei tante Freda: normaal wind ik 's avonds mijn horloge op, leg ik het onder mijn kussen en als ik 's ochtends wakker wordt doe ik hem om. Nou, op deze ene dag werd ik wakker, en in plaats van dat de horloge een ochtenduur aangaf, stond hij stil op 11:25!"
Na Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies en William George 'Bill' Bell in 1945 voor het laatste te hebben gezien in Keswick na hun terugkeer in Engeland spraken de drie in 1995 met elkaar af. De drie, en hun families, ontmoette elkaar in de tuin van Bill, na 50 jaar waren piloot, navigator en radiotelegrafist weer samen.
Jack, Eddie en Bill in 1995
In 1998 gaf Jack een vier uur durend interview af aan het Imperial War Museum over zijn ervaringen tijdens de oorlog. Eén week na het maken van de opname, op 9 juli 1998, overlijd Jack tijdens een routine heupoperatie aan hartfalen. Hij liet zijn vrouw Yvonne en twee kinderen achter.
Sergeant William George ‘Bill’ Bell
William George ‘Bill’ Bell werd op 7 oktober 1914 geboren te Wales.
Voor de oorlog werkte Bill als politieagent, tot hij zich op 6 augustus 1941 aanmeldde voor bij de Royal Air Force. Na alle testen te hebben doorlopen werd Bill opgeleid tot navigator.
Bill werd eerst gedetacheerd bij No.81 Operational Training Squadron (OTU), dat gestationeerd was te RAF Sleap. RAF Sleap was pas net klaar, en de groep van Bill was daardoor de eerste die gebruik maakte van dit nieuwe vliegveld. Vanaf RAF Sleap vloog men met de Armstrong Whitworth Whitley.
Op RAF Sleap werd de groep van zo'n 100 man in een hangar samengebracht. Hier moesten ze zelf hun toekomstige bemanning samenstellen. Bill kwam hier in contact met zijn piloot John Edwin 'Jack' Thomas, bommenrichter Douglas James 'Jim' Edwards, radiotelegrafist Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies en boordschutter Wilfred 'Bill' O'Malley.
Na de tijd op RAF Sleap werd de bemanning van Bill overgeplaatst naar RAF Lindholme. Hier waren ze gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU) en werd er gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Uiteindelijk werd de bemanning van Bill opgeleid tot Lancaster bemanning, maar hiervoor waren nog twee extra bemanningsleden nodig. Dit zouden boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw en boordschutter Arthur Victor 'Vic' Collins worden.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook John en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Wilfred 'Bill' O'Malley in de staartkoepel en Arthur Victor 'Vic' Collins in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Wilfred O'Malley een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor de rugkoepelschutter gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Tijdens de laatste missie van Bill wist hij tijdig het toestel te verlaten. Tijdens zijn sprong raakte Bill bewusteloos doordat hij in contact kwam met het toestel. Toen hij weer bij bewustzijn kwam, had hij zijn trekkoord nog in zijn hand. Bill landde in het veen in het Drentse grensgebied. Doordat hij in het veen was geland, had hij moeite zijn parachute bij elkaar te rapen. Maar eenmaal hierin geslaagd dumpte hij deze in een greppel zodat zijn landingsplek niet overduidelijk herkenbaar zou zijn.
In het gebied waar Bill landde stonden geen huizen, echter zag hij wel een bos. Terwijl Bill in het bos liep, en de ochtend alweer was aangebroken, sprongen spontaan twee Duitse soldaten achter een boom vandaan. Met hun wapen op Bill gericht gaf hij zich snel over. Zij brachten hem naar een lokaal hotel, waar één van hen Bill een drankje aanbood. Bill merkte niks vijandigs aan de sfeer op.
Niet veel later arriveerde er een auto met Luftwaffe personeel die Bill meenamen naar een nabijgelegen vliegveld. In de kantine kwam Bill in contact met verschillende Duitse vliegers, zij waren zeer vriendelijk tegen hem. Ook hier werd Bill wat te drinken aangeboden, maar niet veel later moest hij dan toch de cel in. Het was hier dat William John Joel ‘Johnny’ Robshaw, Douglas James 'Jim' Edwards en Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies weerzag.
Diezelfde middag werd het drietal naar het station gebracht, waar zij onder begeleiding in de trein richting Frankfurt stapten. De bestemming zou het krijgsgevangenenkamp Dulag Luft in Oberursel, nabij Frankfurt, zijn. Douglas James 'Jim' Edwards ging niet mee omdat hij naar het ziekenhuis in Lingen werd vervoerd.
In Dulag Luft verbleef het drietal zo'n twee weken en gedurende die tijd werden zij verhoord. Bill merkte dat zolang je niks anders vertelde dan je naam, rang en identificatienummer, ze je al snel met rust lieten.
Vervolgens werden ze per trein naar Stalag IVB, bij Muhlberg, verplaatst. Dit was een groter krijgsgevangenenkamp, waar naast Britse militairen van het Leger, Marine en de RAF ook Russen aanwezig waren. Hier kwamen ze Douglas James ‘Jim’ Edwards tegen.
In het kamp werden geregeld groepen gevangenen verzameld om er op uit gestuurd te worden als werkpartij. Hiervan was RAF personeel echter uitgesloten. Desondanks sprak Bill dit wel aan, waardoor hij van plaats wisselde met een Welshman uit het Leger.
De Duitsers hadden deze verwisseling niet door, en Bill werd dan ook al snel met zijn werkpartij naar het station in Muhlberg gemarcheerd. Hier stapten zij op de trein richting Plauen, vlakbij de Tsjechische grens. Hier werden de mannen opgedeeld in verschillende groepen die naar verschillende plekken werden gestuurd om werkzaamheden uit te voeren.
Een aantal keren werd Bill naar de lokale kolenboer gestuurd. Hier hielp Bill met het rondbrengen van briketten. Volgens Bill werd hij goed behandeld door de kolenboer en zijn vrouw en dochter. Bill wist te herinneren dat de dochter ongeveer 12 jaar oud was en vaak piano speelde. Ook meende hij dat de kolenboer anti-Nazi was, maar dat hij op moest passen met wat hij zei.
Gedurende deze tijd werd de werkpartij ondergebracht in de danszaal van een lokaal hotel, waarvan de ramen met tralies versterkt waren. Met een stukje ijzerzaag wist Bill een tralie weg te snijden, waarna hij door het raam wist te ontsnappen.
Bill volgde de spoorlijn, maar werd na 5 à 6 dagen opgepakt in een dorpje. Hier werd hij een aantal weken vastgehouden in de cel, waarna hij weer terug werd gestuurd naar Stalag IVB. Ook keerde Bill weer terug naar zijn werkpartij in Plauen, waar hij wederom kwam te werken voor de kolenboer.
Op een dag was er een bombardement op Plauen (waarschijnlijk begin 1944), waarna de werkpartij naar het ziekenhuis moest komen om patiënten te evacueren. Echter was hun hulp niet meer nodig, waarna zij voor het ziekenhuis in een lijn moesten staan. Te midden van de chaos en het donker van de nacht, wist Bill weg te glippen uit de lijn achter een muurtje.
Nadat de Duitsers erachter kwamen dat er één gevangene mistte, werd de rest terug naar hun onderkomen gemarcheerd. Niet veel later vertrok ook Bill van achter zijn muurtje.
Bill had als plan om naar Schaffhausen te gaan, een plaats net over de grens in Zwitserland. Te voet wist Bill Hof te bereiken, zo'n 30 kilometer ten zuidwesten van Plauen. Gedurende zijn tocht was het slecht weer, en het terrein was zwaar. Bill leefde op de restjes die hij bewaard had, en de bollen die hij in het land kon vinden. Aangekomen in Hof ging Bill snel naar het station toe.
Het station van Hof in begin 20e eeuw
Hier zocht hij de trein naar Schaffhausen, maar al snel werd hij op zijn schouder getikt. Bill draaide zich om en zag de man in zijn spoorwegenuniform voor zich staan. Tot zijn verbazing vroeg de man in een sterk 'Brummie' (Birmingham) accent wat hij daar aan het doen was.
Hoe dan ook werd Bill weer gevangengenomen. Hij werd van kamp naar kamp verplaatst, waar hij maximaal een aantal weken verbleef. Uiteindelijk kwam Bill in een werkkamp terecht. Zijn straf voor zijn ontsnappingspogingen was zes weken arbeid verrichten in dit strenge kamp. Na zijn zes weken werd Bill weer van kamp naar kamp verplaatst, tot de Duitsers er achter kwamen dat Bill RAF personeel was. Hierop werd hij meteen weer teruggestuurd naar Stalag IVB.
Hier kwam Bill Douglas James ‘Jim’ Edwards weer tegen, waarna zij in hetzelfde barak verbleven. De wil om te ontsnappen was niks afgenomen, dus na een aantal weken begon Bill met het plannen van een nieuwe ontsnappingspoging. Ook dit maal hield dat in het verwisselen van identiteit om bij een werkpartij te komen. Wederom slaagde Bill hierin en deze keer werd hij naar Jessen gestuurd.
Eenmaal moest de werkpartij een stuk spoor repareren wat gebombardeerd was. De kraters werden weer gevuld en het verbogen stuk rails werd vervangen door een nieuw stuk. Echter, tijdens het repareren lag er een stuk rails over het naastliggende spoor. Niet veel later zag de groep twee lampen aankomen. De trein die aan kwam rijden ontspoorde door het stuk rails wat nog op het goede spoor lag.
De Duitse troepen legde de schuld bij de gevangenen neer, en sommeerde hen terug te marcheren naar het kamp.
Een paar dagen later vluchtten de Duitse bewakers weg, en al snel werd het kamp bevrijdt door Russische soldaten.
Na hun vrijheid teruggekregen te hebben gingen Bill en Douglas James 'Jim' Edwards een naburig dorp in. De burgers waren blij Engelse mannen te zien in plaats van de gevreesde Russische troepen.
Op twee gevonden fietsen begaven de twee vliegers zich richting de Amerikaanse linies. Uiteindelijk kwamen ze met Amerikaanse hulp op een vliegveld terecht, waar een Sergeant het bevel had gekregen hen op het eerstvolgende vliegtuig naar Engeland te zetten. Echter toen dit vliegtuig kwam, was de Sergeant in slaap gevallen, waardoor het vliegtuig gemist werd. Uiteindelijk stapte ze op een vliegtuig naar Parijs, om vanuit daar terug te keren naar Engeland, waar Bill op 7 mei 1945 aankwam.
Bill herinnerde nog goed hoe vaag de situatie was in de laatste dagen van de oorlog. Onbekend was wie de bevrijder was, welke regio tot welke bevrijder hoorde, en of er een vriendschappelijke of vijandelijke sfeer heerste tussen de Russen en Amerikanen.
Bill diende na het einde van de oorlog in Duitsland als onderdeel van de bezettingstroepen, waar hij zijn toekomstige vrouw ontmoette. Zij was weduwe van een slager uit Keulen, haar man was in de oorlog omgekomen.
Uiteindelijk scheidde Bill van zijn vrouw, en trouwde met Margaret. Zij waren in 1958 de peetoom en -tante van de zoon van Douglas James 'Jim' Edwards.
Na John Edwin 'Jack' Thomas en Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies in 1945 voor het laatste te hebben gezien in Keswick na hun terugkeer in Engeland spraken de drie in 1995 met elkaar af. De drie, en hun families, ontmoette elkaar in de tuin van Bill, na 50 jaar waren piloot, navigator en radiotelegrafist weer samen.
Jack, Eddie en Bill in 1995
Sergeant John Joel ‘Johnny’ Robshaw
John Joel ‘Johnny’ Robshaw werd op 15 maart 1925 geboren als oudste zoon van William Robshaw (1898-?) en Edith Florence Offord (1902–1961). In 1927 werd zijn broer Allan geboren (1927-2001). De familie woonde in Greenwich.
Aan het begin van de oorlog melde Johnny zich aan bij de Royal Air Force. Hierbij vervalste hij zijn geboortedatum naar 15 maart 1924, omdat hij anders te jong zou zijn om zich te kunnen aanmelden. Johnny slaagde erin binnen te komen bij de Royal Air Force. Hier kreeg hij uiteindelijk identificatienummer '1803065' en werd opgeleid tot boordwerktuigkundige.
Uiteindelijk werd Johnny gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU), waar werd gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Hier werd hij toegevoegd aan de bemanning van John Edwin 'Jack' Thomas.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook Johnny en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat John het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Wilfred 'Bill' O'Malley in de staartkoepel en Arthur Victor 'Vic' Collins in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Wilfred O'Malley een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor de rugkoepelschutter gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Een knipsel uit Johnny's logbook
Tijdens de laatste missie van Johnny wist hij tijdig het toestel te verlaten. Johnny landde net over de grens in Duitsland. Hij werd al snel gevangengenomen en vervolgens afgevoerd naar een nabijgelegen vliegveld. Het was hier dat John William George ‘Bill’ Bell en Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies weerzag.
Diezelfde middag werd het drietal naar het station gebracht, waar zij onder begeleiding in de trein richting Frankfurt stapten. De bestemming zou het krijgsgevangenenkamp Dulag Luft in Oberursel, nabij Frankfurt, zijn. Hier verbleef het drietal zo'n twee weken en gedurende die tijd werden zij verhoord.
Vervolgens werden ze per trein naar Stalag IVB, bij Muhlberg, verplaatst. Dit was een groter krijgsgevangenenkamp, waar naast Britse militairen van het Leger, Marine en de RAF ook Russen aanwezig waren. Hier kwamen ze Douglas James ‘Jim’ Edwards tegen.
Johnny beschreef later hoe hij door de Duitse straten werd geparadeerd en in trams werd meegenomen, waar de lokale bevolking op hem spuugde. Aan het einde van de oorlog namen de Russische Kozakken de leiding van Stalag IVB over, dus er was geen eerste vrijlating van gevangenen. Uiteindelijk liep Johnny gewoon het kamp uit en bracht een korte tijd door bij een Duitse vrouw en haar dochter, wat hen volgens hem een soort beveiliging bood tegen het oprukkende Rode Leger.
Na de bevrijding uit het krijgsgevangenenkamp keerde Johnny terug naar Engeland. Hij diende nog tot 5 november 1946 in de RAF, onder anderen bij 46 Squadron en 242 Squadron.
Johnny na zijn terugkomst in Engeland, bij 46 Squadron of 242 Squadron, 1946
Voor zijn daden werd Johnny onderscheiden met de 1939-1945 Star, Air Force Europe Star, Defence Medal en War Medal 1939-1945.
In 1955 woonde Johnny in Wandsworth, met als echtgenote Valerie M. Gordon (geboren Chidgey). Samen kregen zij tenminste één zoon. Johnny kwam in november 1991 te overlijden op 66-jarige leeftijd.
Sergeant Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies
Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies werd geboren op 25 juli 1923 als een van een tweeling, Margaret was zijn tweelingzus. Hij had nog twee broers, Dilwyn en Ernie, en een zus Rene. Hij woonde op te Graig in Pontypridd, Wales. Zijn vader, Morgan, was de plaatselijke postbode en zijn moeder was Alics. Zij stierf toen Eddie 11 jaar oud was.
Voor de oorlog werkte Eddie voor Simmonds aerocessories in Treforest. Na de oorlog ging hij weer voor hen werken. In zijn vrije tijd speelde Eddie badminton, waar hij goed in was. Ook deed hij vaak aan vissen.
In het begin van de oorlog meldde Eddie zich aan voor de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten en kreeg hij uiteindelijk identificatienummer '1322695'. Hierna begon Eddie aan zijn opleiding tot radiotelegrafist.
In Engeland werd Eddie gedetacheerd bij No.81 Operational Training Squadron (OTU), dat gestationeerd was te RAF Sleap. RAF Sleap was pas net klaar, en de groep van Eddie was daardoor de eerste die gebruik maakte van dit nieuwe vliegveld. Vanaf RAF Sleap vloog men met de Armstrong Whitworth Whitley.
Op RAF Sleap werd de groep van zo'n 100 man in een hangar samengebracht. Hier moesten ze zelf hun toekomstige bemanning samenstellen. Eddie kwam hier in contact met zijn piloot John Edwin 'Jack' Thomas, navigator William George 'Bill' Bell, bommenrichter Douglas James 'Jim' Edwards en boordschutter Wilfred 'Bill' O'Malley.
Na de tijd op RAF Sleap werd de bemanning van Eddie overgeplaatst naar RAF Lindholme. Hier waren ze gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU) en werd er gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Uiteindelijk werd de bemanning van Eddie opgeleid tot Lancaster bemanning, maar hiervoor waren nog twee extra bemanningsleden nodig. Dit zouden boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw en boordschutter Arthur Victor 'Vic' Collins worden.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook John en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Wilfred 'Bill' O'Malley in de staartkoepel en Arthur Victor 'Vic' Collins in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Wilfred O'Malley een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor de rugkoepelschutter gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Eddie wist tijdig het toestel te verlaten en werd al snel krijgsgevangene gemaakt. Hij werd op een bus gezet en afgevoerd richting vliegveld Oldenburg. Ook William George ‘Bill’ Bell, John Joel ‘Johnny’ Robshaw en Douglas James 'Jim' Edwards zaten in deze bus.
Diezelfde middag werd het drietal naar het station gebracht, waar zij onder begeleiding in de trein richting Frankfurt stapten. De bestemming zou het krijgsgevangenenkamp Dulag Luft in Oberursel, nabij Frankfurt, zijn. Douglas James 'Jim' Edwards ging niet mee omdat hij naar het ziekenhuis in Lingen werd vervoerd.
In Dulag Luft verbleef het drietal zo'n twee weken en gedurende die tijd werden zij verhoord. Vervolgens werden ze per trein naar Stalag IVB, bij Muhlberg, verplaatst. Dit was een groter krijgsgevangenenkamp, waar naast Britse militairen van het Leger, Marine en de RAF ook Russen aanwezig waren. Hier kwamen ze na ongeveer een maand Douglas James ‘Jim’ Edwards weer tegen.
Eddie verbleef in Stalag IVB tot op een gegeven moment de Duitse bewakers wegvluchtten, waarop niet veel later het kamp bevrijdt werd door Russische soldaten, dit was op 23 april 1945.
Eddie wist niet veel later zijn weg terug te vinden naar Engeland. Hier ging hij weer aan de slag bij zijn oude werkgever, Simmonds aerocessories in Treforest.
In juli 1946 trouwde Eddie met Temperance Williams (1926-2020), te Pontypridd, Glamorganshire. Samen hadden ze ten minste twee kinderen.
Na John Edwin 'Jack' Thomas en William George 'Bill' Bell in 1945 voor het laatste te hebben gezien in Keswick na hun terugkeer in Engeland spraken de drie in 1995 met elkaar af. De drie, en hun families, ontmoette elkaar in de tuin van Bill, na 50 jaar waren piloot, navigator en radiotelegrafist weer samen.
Jack, Eddie en Bill in 1995
Eddie kwam in januari 1999, op 75 jarige leeftijd te overlijden in Pontypridd, Glamorgan.
Sergeant Douglas James ‘Jim’ Edwards
Douglas James 'Jim' Edwards werd geboren op 13 december 1922 in Brynmawr, Wales. Hij was de zoon van David Howell Edwards (1883–1940) en Phoebe James (1892–1977). Jim had vijf broers en zussen. Zijn vader agent was in Breconshire.
De familie woonde op een kleine boerderij met melkkoeien en schapen. Hier werkte Jim buiten zijn schooltijd. Jim herinnerde zich dat toen de oorlog eenmaal begon, het helemaal niet zo heel slecht was. Doordat ze afgelegen woonde merkte de familie geen direct gevolgen van de oorlog, behalve dat hun producten meer waard werden.
Jim besloot zich aan te melden voor de Royal Air Force toen al zijn vrienden zich ook aanmeldden. Hij wilde niet achterblijven en besloot zich dus ook aan te melden. Doordat Jim op de boerderij werkte viel hij onder de noemer 'essentiële diensten' (in het Engels reserved occupation). De mensen met deze beroepen hoefden zich niet aan te melden voor dienst. Toch besloot Jim zich aan te melden omdat hij wat van de wereld wilde zien.
In september 1941 meldde Jim zich aan voor training als vliegtuigbemanning en begon hij aan zijn opleiding als piloot. Echter, omdat in deze tijd de tweemotorige bommenwerpers zoals de Wellington (vijfkoppige bemanning) werden vervangen door de viermotorige bommenwerpers zoals de Lancaster (zevenkoppige bemanning), was er behoefte aan personeel voor twee nieuwe functies: boordwerktuigkundige en bommenrichter. Na tien uur met de Tiger Moth te hebben gevlogen, werd Jim verplaatst naar een opleiding tot bommenrichter.
Aan het einde van de maand begon Jim met zijn opleiding tot bommenrichter in Hastings. Echter terwijl de klas aan het marcheren was in Hastings, werd hun gebouw door de Focke Wulf Fw 190 gebombardeerd, waardoor de groep hier niet langer kon blijven.
Bij gebrek aan een vervangende locatie werd de groep gemarcheerd naar Harrogate en van daar naar Manchester (met de trein). Uiteindelijk werd de training hervat in Schotland. Hier oefende de groep met rookbommen afwerpen in de Avro Anson en schuttersopleidingen in de Blackburn Botha. Op dit laatste toestel was Jim niet gesteld, aangezien ze door motorproblemen vaker neerstortten dan landden op het vliegveld.
Een Blackburn Botha
Uiteindelijk werd Jim gedetacheerd bij No.81 Operational Training Squadron (OTU), dat gestationeerd was te RAF Sleap. RAF Sleap was pas net klaar, en de groep van Jim was daardoor de eerste die gebruik maakte van dit nieuwe vliegveld. Vanaf RAF Sleap vloog men met de Armstrong Whitworth Whitley.
Op RAF Sleap werd de groep van zo'n 100 man in een hangar samengebracht. Hier moesten ze zelf hun toekomstige bemanning samenstellen. Jim kwam hier in contact met zijn piloot John Edwin 'Jack' Thomas, navigator William George 'Bill' Bell, radiotelegrafist Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies en boordschutter Wilfred 'Bill' O'Malley.
Na de tijd op RAF Sleap werd de bemanning van Jim overgeplaatst naar RAF Lindholme. Hier waren ze gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU) en werd er gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Uiteindelijk werd de bemanning van Jim opgeleid tot Lancaster bemanning, maar hiervoor waren nog twee extra bemanningsleden nodig. Dit zouden boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw en boordschutter Arthur Victor 'Vic' Collins worden.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905 (van deze vlucht herinnert Jim zich de monotone aard: een lange vlucht waar weinig gebeurde, het gebrom van de motoren)
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868 (Jim vond dit een makkelijke missie omdat het doel direct aan de kust lag, waardoor het makkelijk te lokaliseren was. Door de lage hoogte van het afwerpen, zo'n 6000 feet (ongeveer 2000 meter), voelde de bemanning de schokken van de ontploffende bommen)
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook John en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Jim brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Tijdens de laatste missie van Jim wist hij tijdig het toestel te verlaten. Terwijl hij aan zijn parachute hing, zag Jim het toestel met één brandende motor naar beneden stortten en de grond raken, waarna het op de grond verder brandde. Niet veel later landde ook Jim op een veld met in de hoek een klein huisje. Hij verstopte zijn parachute en liep naar het huisje, hier klopte hij aan maar er werd niet geopend. Hierop besloot Jim verder te lopen in westelijke richting. Hierbij volgde Jim het geluid van de terugkerende Engelse bommenwerpers.
Door zijn verwondingen kon Jim niet ver lopen. Hij besloot zich te verschuilen voor de nacht en zich de volgende dag over te geven. Gedurende de nacht hoorde hij de activiteit van de zoekende Duitse militairen. De volgende morgen werd Jim wakker van activiteit: hij zag een boer een wagen laden met hooi. Jim liep naar hem toe maar toen de man Jim zag schrok hij en rende hij naar binnen in het naastgelegen huis. Niet veel later kwam de man met twee andere mannen terug naar buiten, waarop Jim met zijn hand liet zien en zei "doctor". Hierop reageerde de oudste man: "Ja, ja". De vrouw van de boer kwam ook naar buiten en bracht Jim naar binnen en gaf hem een kop koffie en wit brood met boter. Later arriveerde ook een dokter om Jim te helpen. Deze dokter nam Jim mee naar een grenspost aan de Nederlands-Duitse grens.
In de middag werd Jim opgehaald door een bus die volgens hem gebruikt werd door Duitse piloten om van hun huis naar het vliegveld te gaan. In deze bus zaten ook William George ‘Bill’ Bell, John Joel ‘Johnny’ Robshaw en uiteindelijk ook Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies. De bus had als bestemming Oldenburg vliegveld.
Vanaf hier werd Jim met een ambulance naar het krijgsgevangenenziekenhuis in Lingen verplaatst. Hier werd Jim geopereerd door twee Franse chirurgen. De volgende dagen werd Jim verzorgd door een Poolse krijgsgevangene. Na zo'n zes weken revalideren werd Jim met de trein naar Frankfurt verplaatst. De bestemming zou het krijgsgevangenenkamp Dulag Luft in Oberursel, nabij Frankfurt, zijn. Hier verbleef Jim zo'n twee weken en gedurende die tijd werd hij verhoord.
Vervolgens werd Jim per trein naar Stalag IVB, bij Muhlberg, verplaatst. Dit was een groter krijgsgevangenenkamp, waar naast Britse militairen van het Leger, Marine en de RAF ook Russen aanwezig waren. Hier kwam Jim William George ‘Bill’ Bell, John Joel ‘Johnny’ Robshaw en Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies tegen, die meteen via Frankfurt naar Stalag IVB waren getransporteerd. Hier verbleef Jim van begin januari 1944 tot juli 1944 in het hospitaalgebouw van het kamp om te herstellen van zijn wond.
In maart 1944, terwijl Jim nog in het hospitaal ligt, werd hij bezocht door William George ‘Bill’ Bell. Hij vertelde Jim dat hij van plan was om te ontsnappen uit het kamp. Hij was van plan van identiteit te wisselen en mee te gaan met een werkpartij. Jim herinnerde dat hij William George ‘Bill’ Bell een tijdje later weer zag in het kamp; het was hem niet gelukt. Bill zei dat het grootste probleem eenzaamheid was, waarop Jim besloot de volgende keer mee te gaan.
Ook dit maal hield dat in het verwisselen van identiteit om bij een werkpartij te komen, waar het tweetal in slaagde. De werkpartij waar ze deel van uitmaakten werd naar Jessen gestuurd.
Eenmaal moest de werkpartij een stuk spoor repareren wat gebombardeerd was. De kraters werden weer gevuld en het verbogen stuk rails werd vervangen door een nieuw stuk. Echter, tijdens het repareren lag er een stuk rails over het naastliggende spoor. Niet veel later zag de groep twee lampen aankomen. De trein die aan kwam rijden ontspoorde door het stuk rails wat nog op het goede spoor lag.
De Duitse troepen legde de schuld bij de gevangenen neer, en sommeerde hen terug te marcheren naar het kamp.
Een paar dagen later vluchtten de Duitse bewakers weg, en al snel werd het kamp bevrijdt door Russische soldaten.
Na hun vrijheid teruggekregen te hebben gingen Jim en William George ‘Bill’ Bell een naburig dorp in. De burgers waren blij Engelse mannen te zien in plaats van de gevreesde Russische troepen.
Op twee gevonden fietsen begaven de twee vliegers zich richting de Amerikaanse linies. Uiteindelijk kwamen ze met Amerikaanse hulp op een vliegveld terecht, waar een Sergeant het bevel had gekregen hen op het eerstvolgende vliegtuig naar Engeland te zetten. Echter toen dit vliegtuig kwam, was de Sergeant in slaap gevallen, waardoor het vliegtuig gemist werd. Uiteindelijk stapte ze op een vliegtuig naar Parijs, om vanuit daar terug te keren naar Engeland.
In 1947 trouwde Jim met Gladys Budge (1927-2014), uit Glamorgan, Wales. Met Gladys kreeg Jim drie kinderen.
In 1999 gaf Jim een drie uur durend interview af aan het Imperial War Museum over zijn ervaringen tijdens de oorlog. Jim waardeerde zijn tijd in de Royal Air Force, en had hier graag na de oorlog nog bij willen blijven. Door omstandigheden lukte dit niet, waarop Jim besloot een leraar te worden.
Het deed Jim pijn dat de 'Bomber Boys' zo lang moesten wachten op de erkenning van hun acties.
Jim kwam op 7 juni 2008 te overlijden in Woking, Surrey, op 85-jarige leeftijd.
Sergeant Arthur Victor ‘Vic’ Collins (DFM)
Arthur Victor ‘Vic’ Collins werd in januari 1919 geboren als zoon van James Collins en Florence Mahalah Bell. Vic had twee oudere broers, Albert James (1911) en John Harry Collins (1914). Ook had hij een zusje Vera Robina Collins (1923).
In januari 1941 trouwde Vic in Crewe, Cheshire, met Mary Vera Poole.
Rond dezelfde tijd meldde Vic zich aan bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij begon aan zijn opleiding tot boordschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '625920'.
Uiteindelijk werd Vic gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU), waar werd gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Hier werd hij toegevoegd aan de bemanning van John Edwin 'Jack' Thomas.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook John en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Wilfred 'Bill' O'Malley in de staartkoepel en Vic in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Wilfred O'Malley een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor Vic gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Vic was niet in staat het toestel niet tijdig te verlaten, en kwam bij crash om het leven.
Sergeant Wilfred ‘Bill’ O’Malley
Wilfred ‘Bill’ O’Malley werd geboren 2 oktober 1923 als zoon van John William O’Malley en Elizabeth Harriet Connor. De familie woonde in Chorlton, Manchester.
In het begin van de oorlog meldde Bill zich aan bij de Royal Air Force. Hier werd hij toegelaten waarna hij kon beginnen aan zijn opleiding tot boordschutter. Uiteindelijk kreeg hij identificatienummer '1430879'.
In Engeland werd Bill gedetacheerd bij No.81 Operational Training Squadron (OTU), dat gestationeerd was te RAF Sleap. RAF Sleap was pas net klaar, en de groep van Bill was daardoor de eerste die gebruik maakte van dit nieuwe vliegveld. Vanaf RAF Sleap vloog men met de Armstrong Whitworth Whitley.
Op RAF Sleap werd de groep van zo'n 100 man in een hangar samengebracht. Hier moesten ze zelf hun toekomstige bemanning samenstellen. Bill kwam hier in contact met zijn piloot John Edwin 'Jack' Thomas, navigator William George 'Bill' Bell, bommenrichter Douglas James 'Jim' Edwards en radiotelegrafist Edward Morgan Lloyd 'Eddie' Davies.
Na de tijd op RAF Sleap werd de bemanning van Bill overgeplaatst naar RAF Lindholme. Hier waren ze gedetacheerd bij No.1656 Heavy Conversion Unit (HCU) en werd er gevlogen op de Avro Lancaster en Handley Page Halifax. Uiteindelijk werd de bemanning van Bill opgeleid tot Lancaster bemanning, maar hiervoor waren nog twee extra bemanningsleden nodig. Dit zouden boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw en boordschutter Arthur Victor 'Vic' Collins worden.
In het eind van juli 1943 werd de gehele bemanning toegevoegd aan RAF 103 Squadron, dat vloog vanaf RAF Elsham Wolds.
Hierna begonnen de missies met John Edwin 'Jack' Thomas' bemanning:
-
9 op 10 augustus 1943; Mannheim, in Lancaster ED905
-
10 op 11 augustus 1943; Neurenberg, in Lancaster ED905
-
12 op 13 augustus 1943; Milaan, in Lancaster ED751
-
17 op 18 augustus 1943; Peenemünde, in Lancaster JA868
-
22 op 23 augustus 1943; Leverkusen, in Lancaster JA868
-
23 op 24 augustus 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
31 augustus op 1 september 1943; Berlijn, in Lancaster EE196
-
3 op 4 september 1943; Berlijn, in Lancaster ED904
-
6 op 7 september 1943; München, in Lancaster LM335
Op 20 september 1943 werd 'C Flight' van RAF 103 Squadron ontbonden en toegevoegd aan RAF 166 Squadron. Hieronder vielen ook John en zijn bemanning, zij verplaatsten zich dan ook naar RAF Kirmington. Voor RAF 166 Squadron betekende dit meteen de overstap van Vickers Wellington naar Avro Lancaster.
Bij RAF 166 Squadron vloog de bemanning de volgende missies:
-
23 op 24 september 1943; Mannheim, in Lancaster ED993
-
27 op 28 september 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (de eerste vlucht in Lancaster DV247, hetzelfde toestel waar het twee maanden later fout mee zou gaan. Op deze missie vergat boordwerktuigkundige John Joel 'Johnny' Robshaw het verwarmingselement van de pitotbuis aan te zetten, hierdoor werkte de snelheidsmeter niet. Bommenrichter Douglas James ‘Jim’ Edwards brak een raampje in de neus van het toestel om het ijs in de pitotbuis te verwijderen maar slaagde hier niet in. Door het gat in de neus werd hij blootgesteld aan de ijle lucht, dit resulteerde in een abces aan beide trommelvliezen waardoor hij een aantal missies moest missen)
-
7 op 8 oktober 1943; Stuttgart, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Ramsay Stanners mee als achtste bemanningslid)
-
8 op 9 oktober 1943; Hannover, in Lancaster EE137 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant J.C. Granfield. Tijdens deze missie werd het toestel aangevallen door een Duitse Messerschmitt Bf-110 nachtjager, waardoor de binnenste linker motor stopte met werken en de romp in brand vloog. Meteen hierop vuurde beide boordschutter, Bill in de staartkoepel en Arthur Victor 'Vic' Collins in de rugkoepel, een lang salvo. Vlak hierna zag Bill een oranje explosie in de omgeving waar de Duitse jager als laatste werd gezien. Jack was in staat het toestel in de lucht te houden, en vloog weer richting Engeland. Bij de kust werd het toestel nog getroffen door Flak, waardoor de rugkoepelschutter gewond raakte. Uiteindelijk wist Jack een succesvolle noodlanding te maken. Zowel Jack als Vic werden onderscheiden voor hun daden. Jack kreeg de Distinguished Flying Cross (DFC) en Vic de Distinguished Flying Medal (DFM). Het duurde technici meer dan een jaar om Lancaster EE137 weer in een vliegwaardige staat terug te brengen)
-
18 op 19 oktober 1943; Hannover, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Sergeant George Rodney Alexander Walkem)
-
20 op 21 oktober 1943; Leipzig, in Lancaster DV247 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Sergeant Kenneth Hurst mee als achtste bemanningslid)
-
22 op 23 oktober 1943; Kassel, in Lancaster JB151 (Douglas James 'Jim' Edwards werd op deze vlucht vervangen door Pilot Officer Edward Joseph Casimir Kryskow, tevens vloog Flight Sergeant Leslie Lindley mee als achtste bemanningslid)
-
3 op 4 november 1943; Düsseldorf, in Lancaster DV220
-
23 op 24 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247
-
26 op 27 november 1943; Berlijn, in Lancaster DV247 (van deze missie keerde de bemanning niet terug)
Doordat zijn geschutskoepel door de aanval niet meer kon draaien, was Bill niet in staat het toestel tijdig te verlaten. Hierdoor kwam Bill bij de crash om het leven.
Lancaster DV247 AS-F met haar zevenkoppige bemanning was opgestegen met een bommenlast van één 4000lbs ‘Cookie’ luchtmijn, zes 1000lbs. G.P.-bommen en één 500lbs. G.P.-bom welke succesvol boven Berlijn werden gedropt door bommenrichter Sergeant Douglas J. Edwards. Boven het doel werd het toestel gevangen door een zoeklicht. Piloot Warrant Officer John E. Thomas begon al klimmend aan een wevend patroon. Het zoeklicht was zo vel dat hij zelfs de lamp in de cockpit aan moest zetten om zijn instrumenten te kunnen lezen. Niet veel later keerde het donker spontaan terug: niet langer gevangen door een zoeklicht begon de bemanning aan de terugreis.
Rond 22:50 uur, wanneer Lancaster DV247 AS-F de Nederlandse grens naderde, vloog een aantal kilometer verderop een Duitse nachtjager: een Bf 110G-4 G9+KS gevlogen door Oberleutnant Dietrich Schmidt (links), Staffelkapitän van 8. Staffel, Nachtjagdgeschwader 1 en radiotelegrafist Feldwebel Kurt Schönfeld. Zij waren die nacht opgestegen van vliegveld Münster-Handorf om de Britse bommenwerpers te onderscheppen.
Feldwebel Kust Schönfeld noteerde die dag in zijn dagboek: “De terugvlucht was begonnen. We werden naar het noorden gestuurd door de luchtverkeersleider te Rheinsal. ‘Koeriers vanaf stuurboord naar bakboord’, vertelde hij ons. Toen zag ik een doelwit zo’n 6 kilometer weg op mijn radarscherm verschijnen, maar dan andersom, van bakboord naar stuurboord.”
Terwijl de bommenrichter zogenaamde ‘Window’ aan het uitwerpen was, lichtte de duistere hemel op: Lancaster DV247 AS-F werd onder vuur genomen. Het toestel werd onder andere in de staartkoepel geraakt, waardoor staartschutter Sergeant Wilfred O’Malley vast kwam te zitten in zijn koepel. Ook werden de kabels naar het hoogteroer kapot geschoten, hierdoor raakte het toestel onbestuurbaar. Piloot John E. Thomas gaf al snel het bevel het toestel te verlaten. Terwijl John E. Thomas dit bevel gaf hoorde hij de hulpkreten van staartschutter Wilfred O’Malley: “Tommy, laat me niet achter!“
De emotionele beschrijving van de aanval en het gevolg daarvan door piloot Warrant Officer John E. Thomas
Bron: IWM (bewerkt)
De beschrijving van de aanval en zijn parachutesprong door bommenrichter Sergeant Douglas J. Edwards
Bron: IWM (bewerkt)
Door de schade aan de staartkoepel was Sergeant Wilfred O’Malley niet in staat zijn staartkoepel te verlaten. Sergeant Arthur V. Collins bleef ook achter in het toestel. Radiotelegrafist Sergeant Edward M.L. Davies wachtte op Arthur V. Collins, die verstijfd bij de deur stond, tot hij geen tijd meer had. Edward M.L. Davies verliet het toestel. Zowel Wilfred O’Malley als Arthur V. Collins kwamen om het leven. De overige vijf bemanningsleden van Lancaster DV247 AS-F weten in de chaos het toestel te verlaten.
“Dieter moest meerdere salvo’s op de stakker voor ons afvuren voordat hij in brand raakte, en eindelijk steil naar beneden ging. Nog feller brandend, in een ‘flatspin’, raakte het de grond en brandde geheel uit. Dat was de eerste SN-2 overwinning voor het Geschwader.” Schreef Feldwebel Kurt Schönfeld verder. Waarschijnlijk werd dit tweede salvo afgevuurd nadat de vijf bemanningsleden van Lancaster DV247 AS-F het toestel al verlaten hadden.
SN-2, voluit Funk-Gerät 220 Lichtenstein SN-2, was de nieuwste versie van de Duitse luchtradar die gebruikt werd voor luchtonderscheppingen.
Van de bemanningsleden die het toestel wisten te verlaten waren piloot John E. Thomas en bommenrichter Douglas J. Edwards gewond. John E. Thomas had een gebroken enkel en verwonde schouder door scherven plexiglas. Douglas J. Edwards verloor een vinger en een deel van zijn dij. De bemanningsleden die het toestel wisten te verlaten, werden allen, afgezien van piloot John E. Thomas, al snel krijgsgevangenen gemaakt en afgevoerd naar verschillende krijgsgevangenenkampen.
Piloot John E. Thomas landde net aan de Nederlandse kant van de grens en klopte daar aan bij de stacaravan van de heer Tom Wilschut, wonende te Vlieghuis tussen Coevorden en Schoonebeek. Hij hielp John E. Thomas een aantal dagen, waarna hij in het ziekenhuis belandde en uiteindelijk toch gevangengenomen werd. John E. Thomas werd afgevoerd naar Dulag Luft, in Frankfurt en vervolgens Stalag Luft 6 Heydekrug. Een gedetailleerder verslag valt te lezen in bovenstaande biografie van Warrant Officer John Edwin ‘Jack’ Thomas (DFC).
De andere vier bemanningsleden die het toestel wisten te verlaten kwamen allen over de grens in Duitsland neer. Ook zij werden afgevoerd naar een krijgsgevangenenkamp, namelijk Stalag 4 Muhlberg.
Laten we de herinnering levendig houden aan wat Warrant Officer John Edwin ‘Jack’ Thomas (DFC), Sergeant William George ‘Bill’ Bell, Sergeant John Joel ‘Johnny’ Robshaw, Sergeant Edward Morgan Lloyd ‘Eddie’ Davies, Sergeant Douglas James ‘Jim’ Edwards, Sergeant Arthur Victor ‘Vic’ Collins (DFM) en Sergeant Wilfred ‘Bill’ O’Malley voor onze vrijheid deden.
John E. Thomas
Piloot
POW/WIA
William G. Bell
Navigator
POW
John J. Robshaw
Boordwerktuigkundige
POW
Edward M.L. Davies
Radiotelegrafist
POW
Douglas J. Edwards
Bommenrichter
POW/WIA
Arthur V. Collins
Rugkoepelschutter
KIA
Wilfred O’Malley
Staartschutter
KIA
Beide schutters van Lancaster DV247 AS-F zijn begraven te Reichswald Forest War Cementery, Kleve.
Rust in vrede.
De graven van de bemanningsleden
Heeft u meer informatie over deze crash? Lever het aan
Dit Lost Wings informatiepaneel is mogelijk gemaakt door de Eems Dollard Regio (EDR).
Andere partners in dit project waren: Erdöl-Erdgas-Museum Twist, Gemeinde Twist, Heimatverein Twist e.V., Heimatfreunde Emlichheim und Umgebung e.V., Historische Vereniging Nei-Schoonebeek, Interessen-Kameradschaft zur Aufklärung, Regelung und Untersuchung von Suchfällen (IKARUS), Samtgemeinde Emlichheim en Stichting Jonkgoód.